Hoofdstuk 1 16
1 Wat bedoelt Dijkstra met de zin: ‘Ouderen die door hun hoge leeftijd vinden dat alles van waarde
achter hen ligt en de toekomst hen niets meer brengt, kunnen dit ervaren als een verlies aan
identiteit en persoonlijkheid.’ Licht bij je antwoord ook het begrip identiteit toe.
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
2 Waarin zit volgens D66 het zorgvuldigheidselement van deze wet?
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
3 Waarom is een leeftijdsgrens van 75 jaar een willekeurige?
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
4 Leg uit dat het in deze kwestie aan te bevelen is om bij een stemming over dit initiatiefwets-
voorstel om een hoofdelijke (individuele) stemming te doen in de Tweede Kamer in plaats van
een stemming waarbij een hele fractie vóór of tegen is?
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
5 Waaruit blijkt uit deze wet van D66 het kernconcept van individualisering?
______________________________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________________________
Lees het onderstaande fragment uit het officiële initiatiefwetsvoorstel van D66 uit 2016 over de zorg-
vuldigheidseisen in de wet.
Hoofdstuk 2 Zorgvuldigheideisen
Artikel 2
De zorgvuldigheideisen, bedoeld in artikel 294, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, houden in
dat de levenseindebegeleider:
a. heeft vastgesteld dat de verzoeker op het moment van de ontvangst van de verklaring, bedoeld in
onderdeel e, Nederlander of ten minste twee jaar ingezetene van Nederland is en de leeftijd van
vijfenzeventig jaar heeft bereikt;
b. de overtuiging heeft gekregen dat sprake is van een vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek
tot hulp bij zelfdoding, waarbij ten minste twee maanden zijn verstreken tussen opeenvolgende
gesprekken met de verzoeker;
c. met de verzoeker de overtuiging heeft gekregen dat andere hulp, gericht op de achtergrond van het
verzoek, niet gewenst is;
d. de verzoeker heeft ingelicht over de inhoudelijke en procedurele aspecten van de hulp bij zelfdoding
waarom is verzocht;
e. heeft vastgesteld dat de verzoeker in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake
en van hem een aantoonbaar actuele verklaring heeft ontvangen die schriftelijk of met behulp van
audiovisuele middelen is vastgelegd en die een verzoek inhoudt om hem de middelen te verschaffen
met het oog op zijn voorgenomen zelfdoding;
f. ten minste één andere, onafhankelijke levenseindebegeleider heeft geraadpleegd die de verzoeker
heeft gesproken en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de naleving van de
zorgvuldigheideisen, bedoeld in de onderdelen a tot en met e; en
g. zorg draagt voor een professionele uitvoering van de te verlenen hulp, waaronder in ieder geval
wordt begrepen de naleving van het bepaalde in hoofdstuk 3, met uitzondering van artikel 4, tweede
lid.
INKIJK EXEMPLAAR